Kronen en kransen

In Openbaring lezen we steeds over vierentwintig ouderlingen in de hemel. In hoofdstuk 4 van ‘Zie, Ik kom spoedig’ wordt uitgelegd dat deze de representanten zijn van de (opgenomen) gemeente van Jezus Christus. Ze zijn bekleed met witte kleren en dragen gouden kronen op hun hoofd. In zowel de brief aan de gemeente van Smyrna (Openbaring 2:10) als aan de brief aan de gemeente van Filadelfia (Openbaring 3:11) wordt ook gesproken over kronen. Het woord dat hiervoor in het Grieks wordt gebruikt is stefanos, dat soms wordt vertaal met (ere)kronen en soms met kransen.

Er wordt in de brieven van het Nieuwe Testament regelmatig gesproken over kronen en kransen die als een beloning zullen worden gegeven aan de gelovigen. Dit zal gebeuren wanneer we volgens 2 Korinthe 5:10 zullen verschijnen voor de rechterstoel van Christus om daar ons loon in ontvangst te nemen.

De volgende kronen en kransen worden genoemd:
De kroon van het leven (Openbaring 2:10 en Jacobus 1:12)
Voor mensen die in de verdrukking en vervolging trouw zijn gebleven tot in de dood
– De onverwelkbare krans van de heerlijkheid (1 Petrus 5:4)
Voor oudsten van de gemeente die hun taak trouw en toegewijd hebben uitgevoerd
– De krans van de rechtvaardigheid (2 Timotheüs 4:8)
Voor mensen die de goede strijd gestreden hebben en het geloof hebben vastgehouden
– De te ontvangen erekroon (1 Thessalonicenzen 2:19)​
Een beloning voor het winnen van zielen voor de Here Jezus
– De onvergankelijke krans (1 Korinthe 9:25)
Voor mensen die aan de wedstijd hebben meegedaan en tot het einde toe hebben volgehouden